Kerk Callantsoog 2024
‘Van schets tot schilderij’
Van 8 juni tot en met 30 juni 2024 is in de Hervormde Kerk van Callantsoog, georganiseerd door de ‘Stichting Friso ten Holt’ een verkooptentoonstelling gehouden met tot dan toe onbekend werk van Friso ten Holt. De tentoonstelling laat de ontwikkeling zien van voorstudies die hij maakte (schets, ets, aquarel) naar uiteindelijke uitwerking in olieverf…. ‘van schets tot schilderij ‘.
sprekers:
- Truusje Goedings, (tekst van de openingstoespraak onder de foto’s);
- Friso ten Holt jr.
muziek: Nicoline Snaas en Sebastiaan van Delft.
foto’s: Marten van der Kamp
ontwerp affiche: Olivia Zeelenberg
4 juni: de voorbereidingen
8 juni: de opening (klik op foto’s om te vergroten)
Tekst van de openingstoespraak door Truusje Goedings:
Vandaag is het een mooie dag. We zijn opnieuw in staat gesteld door Friso en Barbara om te genieten van de schilderijen, tekeningen en aquarellen van hun vader Friso, opnieuw in het kerkje van zijn en hun geliefde Callantsoog. Hulde aan hen voor dit initiatief!
Callantsoog is niet meer helemaal zoals het was in Friso’s tijd. Er is nogal wat aan bouwsels bijgekomen. Het overheersend primitieve en ruige, het eenzame van het landschap, en wellicht ook van zijn bewoners, is voor een deel verdwenen. In de jaren zeventig kon je je nog voorstellen dat dit een landschap was dat er al eeuwen onveranderd bijlag. Zeker bij Grote Keeten, waar Ten Holt in een klein wit huisje zijn paradijs had gecreëerd. Dat kost nu meer moeite. Ik vraag me af of er nog plattelanders zijn te vinden zoals buurman en strandjutter Ab Roos, of een stoere gemaalhouder zoals Teun Mooy, van wie hij onvergetelijk bonkige door wind verweerde portretten maakte, in eigen kleuren.
Friso’s leerlingen uit de jaren zeventig, zoals ik, hebben dat verlaten oerlandschap met zijn bewoners nog op die manier, in die geest meegemaakt. Wij werden er drie jaar lang jaarlijks veertien dagen in ondergedompeld tijdens de buitenstudies, rond Pinksteren, weer of geen weer. Dat was een onvergetelijke ervaring van licht, lichtheid, lucht, luchtigheid, ruimte en ongereptheid maar ook van zware luchten, aanhoudende regen en modder. Door te proberen daar vorm aan te geven begreep je des te beter waarvoor Friso gekozen had, en waar hij mee bezig was. Wij begrepen dat Callantsoog min of meer Friso’s artistieke begin- en eindpunt was, of was geworden.
Zijn werk uit die tijd, vanaf mid-jaren zestig, brengt zijn eigen leven en gewaarwordingen nog steeds heel helder over, mèt en in het landschap.
Het licht, en de luchten zijn nog hetzelfde. Maar misschien nu toch wel met een iets ander gevoel: de afwezigheid hier van windturbines van 250 meter hoog valt bijna op. Ik ben benieuwd wat Friso van die eigenlijk ongelofelijke ontwikkelingen voor het landschap zou hebben gevonden. Maar nog steeds is hier de ruimte, en stukjes van de oude omgeving – zoals dit kerkje. Of het Zwanenwater, bron van inspiratie voor veel aquarellen. En natuurlijk de zee, en de meeuwen, het strand met zijn kleurige schermen, strandtenten en figuren die opgaan in zon, zand en water. En de weilanden, met hun steeds wisselende kleuren.
Toch, wij als leerlingen waren ook wel verbaasd en wat kritisch. Je doel en eindbestemming als mens en kunstenaar willen vinden in een vlek als Callantsoog – was dat nu alles? Toen ik Friso eens iets in die geest vroeg, keek hij me diep aan, en langdurig, en zei een tijdje niks. Hij dacht vermoedelijk: je moest eens weten, of misschien ook wel – kun je dat nou niet zelf zien, suffie??
Over zijn buiten- of voor-Callantsoogse avonturen wisten wij, in elk geval ik, weinig, en dat moest ook niet. We hadden vooral met onszelf en met de Friso van dat moment te maken, een tovenaar met kleur, de schilder van het strand, een leraar die ons kon helpen maar ook weer niet teveel invloed op ons moest krijgen.
Wel is zijn verlangen naar eenvoud een van de dingen die mij het meest zijn bijgebleven, ook na het schrijven van het boek Het licht bij Noordenwind. De simpele liefde en inzet voor wat hem omringde, en ook voor wat je kunt noemen een gewone tekening, een gewoon schilderij, en daarin zo goed en intens mogelijk eigen gewaarwordingen weergeven en overbrengen in de vorm die hem paste. Met in Friso’s geval kleur als belangrijkste middel, en het toetsen-werk om het licht optimaal toe te laten. Hij vertaalde een impressie, een geraaktheid, naar kleurvlekken, zoals de impressionisten dat deden, maar tegelijkertijd anders – via het kubisme, en aansluitend bij het modernisme. Veel van die vlekken zijn bewust gevormd en geplaatst via de grote en kleine, abstracte richtlijnen van het kubisme. Als dat lekker liep ging het schilderij vervolgens vanzelf zijn eigen verdere gang. Het vroegste en meeste luchtige voorbeeld daarvan is de reeks schilderijen met Figuren aan het strand, gemaakt rond 1966. Vanaf die tijd had Friso zijn vorm te pakken. En wat was hij daar vaak goed in! Reeksen met naakten, paarden, portretten in olieverf volgden, en daarna, in onze leerlingentijd, veel zee en strandjes. Vaak voorafgegaan door schetsjes met potlood, pen of aquarel van een treffend moment. De rommeltjes uit zijn huis bouwde hij om tot subtiele stillevens vol kleurklanken.
Maar wat was aan deze ogenschijnlijke eenvoud een hard werken en experimenteren vooraf gegaan! Daarvan hadden wij als leerlingen, zoals gezegd, eigenlijk geen idee.
Zijn eerdere leven was een beetje verborgen. Je wist wel dat hij in het voor ons verre verleden, toch pas zo’n tien jaar eerder, in Londen met monumentaal werk furore had gemaakt. Dat hij door schrijver en kunstcriticus John Berger in The Observer op het schild was gehesen als de nieuwe Picasso, en in Bondstreet bij Marlborough Galleries de blits had gemaakt. Maar pas bij de voorbereiding voor het boek kwam, in elk geval voor mij, de echte ontdekking van deze heel andere schilder, die experimenteerde en zwoegde met lijn en vorm, die met zijn monumentale werk een nieuwe bijdrage wilde leveren aan de ontwikkeling van de moderne westerse schilderkunst. Die best beroemd wou worden. Heel anders dan wij hem kenden, maar niet minder goed.
Bij die voorbereiding voor het boek, in de koude opslag samen met Barbara, gingen stoffige mappen en plastic tassen open die wel vijftig jaar dicht hadden gezeten, vol met kleine schetsen en voorstudies voor zijn grote projecten. Ik was stomverbaasd. Bijna stuk voor stuk waren het enorm goeie tekeningetjes en ook etsen, allemaal kleine vormvariaties en kleurexperimenten, plannetjes, ideeën voor zijn monumentale schilderijen.
Wat een werk moeten die projecten geweest zijn.
Ondermeer van deze schetsjes en etsen zijn nu voorbeelden te zien, misschien voor het eerst. En ik denk, dat deze schetsen het uiteindelijke resultaat, de grote project-schilderijen zoals van de Dansers, Jacob en de Engel, de Zwemmers, de Familie aan het Strand en Kinderen in de golven eigenlijk pas echt compleet maken. Ze horen erbij, ze maken artistieke afwegingen zichtbaar. Ze zouden er altijd bij getoond moeten worden, als een geheel. Misschien is dat nog eens een plan voor de toekomst. In elk geval maakten deze grote schilderijen op zichzelf, nog zonder de schetsen, zijn succes in Londen. Ze waren niet aan te slepen. ‘Never since Picasso!’, kopten de kwaliteitskranten.
Maar toch, de natuur, en het natuurlijke werken met kleur, nam een steeds grotere plaats in – iets dat al begonnen was in het jaar dat Friso met zijn gezin in het Bretonse vissersdorp Concarneau verbleef. Eenvoud en plezier in het werk namen de plaats in van het streven naar het grootse, van kunst als torenhoge opgave vol moeizame worstelingen – naar het voorbeeld van zijn vader. New York, dat zijn grote fan Berger al zag als volgend stadium na Londen, werd Callantsoog. Voorstudies werden minder, want minder nodig. Tekeningetjes werden gewoon mooie tekeningetjes of snelle impressie schetsjes, geen thematische stijlvariaties op zoek naar nieuwe vormen. Een van de eerste onderwerpen waar de natuur al leidraad is geworden, is de reeks Figuren aan het strand, daarna kwamen de paarden. Ook voor die schilderijen werden schetsen gemaakt, maar vooral als spel met kleur en licht. Friso had zijn kern herkend in het plezier van zijn jeugd in de natuur van Noord-Holland, en week daar niet meer vanaf. Maar zijn eerdere ervaringen waren voorlopers en daarmee onverbrekelijk verbonden.
Dat zijn oplossing volgens de eigentijdse kunstbobo’s niet spoorde met de ontwikkelingen in de moderne kunst was jammer, maar ook weer niet zo erg. Er bleven en zijn nog steeds liefhebbers, en wie weet, komen er misschien wel weer eens gauw veel nieuwe bij. Of, zoals John Berger voorspelde, Friso will jump again!
En, misschien, doetie dat al een beetje. Daarvoor kreeg ik heel recent een verrassende aanwijzing.
Bij de voorbereiding voor het Friso-boek, bijna tien jaar geleden, vonden we te midden van de mappen en zakken ook een boek uit de indertijd populaire Parool-Life reisserie. In dit deel, gewijd aan Griekenland bleek op een paginagrote zwart-wit foto te zien waar één van Friso’s grote schilderijen was terechtgekomen: de Kinderen in de Golven luisterde de salon op van een steenrijke Griekse reder. Dat was rond 1965. En gek genoeg, en haast nog toevalliger, pasgeleden, in een recente woonglossy die ik in een wachtkamer inzag, straalde mij ineens een van Friso’s andere monumentale schilderijen uit die tijd tegemoet: de Familie op het Strand. Groot en in full colour afgebeeld in het interieur van een Amsterdamse villa aan het Valeriusplein, en nu in 2024. Het beeldhouwwerk, dat ook op die bladzijden was te zien, leek sterk geïnspireerd op de figuren van het schilderij. Ik heb de bladzijden stiekem uitgescheurd en in mijn Frisoboek gelegd. Zou de geschiedenis zich gaan herhalen? Zouden de fans zich weer gaan verdringen? Je weet het maar nooit.
Deze tentoonstelling is in elk geval alvast een mooie aanzet. —- TG
Tentoonstellingen, literatuur, internet en kranten