Biografie
Friso ten Holt was een zoon van de schilder Henri Friso ten Holt (1884-1968) en Catharina Maria Cox (1897-1978), en een broer van de componist Simeon ten Holt (1923-2012).
Ten Holt groeide op in Bergen, (NH). Hij krijgt vanaf zijn 15e jaar zijn eerste tekenlessen van zijn vader, als voorbereiding op het toelatingsexamen voor de Rijksacademie in Amsterdam. Op de Rijksacademie vervolgt hij zijn opleiding en leert dan vooral goed kijken en verhoudingen zien. Hij schrijft in een brief aan zijn jeugdvriend David Kouwenaar dat hij daar zijn hele leven dankbaar voor is gebleven.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog keert hij terug naar Bergen om in een eigen atelier te gaan te schilderen. De invloed van de Franse schilder Cézanne (1839 – 1906 ), op het werk van Ten Holt is dan al aanwezig. Kenmerkend daarbij is dat de vorm wordt bepaald door kleuren en niet door contouren. Dat betekent voor Ten Holt een les in ‘anders kijken’. Hij zegt daarover: “de achtergrond van het stilleven heeft in kleur evenveel belang als de appel op de voorgrond, de dingen gaan hun belang verliezen.“
In 1952 verblijft Ten Holt enige tijd in Parijs waar hij leden van de COBRA groep ontmoet. Hij logeert dan enkele maanden bij Corneille en Appel, maar vindt daar niet de inspiratie die hij zoekt. Schilders als Braque, Cézanne en Picasso gaven hem die inspiratie wel.
Na een studieverblijf van een halfjaar in Concarneau, Frankrijk, in 1953, samen met zijn gezin, breekt een periode aan waarin Ten Holt een ontwikkeling doormaakt die uiteindelijk leidt tot een eigen vrijheid en ‘handschrift’, waarin heldere kleuren en opvallend kleurgebruik centraal staan. De invloed van het kubisme is in veel van zijn werk terug te vinden. Zelf zegt hij, als hij zijn ontwikkeling beschouwt, dat “de lijnen, het grafisch element, overbodig worden, dat figuren vlekken worden, vlekken in golven overgaan“, dat hij streeft naar een „voortdurend evenwicht tussen abstractie en inhoud.”
Ten Holt wordt wel tot de ‘gematigde modernisten’ gerekend, schilders die twintigste-eeuwse stijlen en technieken toepasten, maar toch ook vasthielden aan academische conventies.
Op het buurtschap Abbestede gelegen tussen Callantsoog en Groote Keeten, koopt de familie Ten Holt in 1955 met het eerst verdiende geld een oud landarbeidershuisje.
Later blijkt deze omgeving met het strand, de zee en het achterland een belangrijke inspiratiebron voor Ten Holt te worden. Hij schrijft dan in een brief aan een goede vriend: “In 1960 heb ik eindelijk het gevoel persoonlijk betrokken te zijn geraakt bij de zee, het strand, de luchten, de paarden en de personen die zich hier bevinden. Deze ervaring is lichamelijk en het schilderen zelf wordt voor mij meer dan ooit een fysiek gebeuren “.
In de jaren ’60 heeft Friso ten Holt zeer veel succes met schilderijen als de ‘Zwemmers’ , ‘Mensen op het strand’, ‘Liggende naakten’ en ‘Familie op het strand’.
Het startpunt van dit succes was de tentoonstelling van 1960 ‘Keerpunten in de Nederlandse schilderkunst 1920 – 1960‘ in het Van Abbe Museum te Eindhoven, waar op instigatie van de toenmalig directeur van het museum, Edy de Wilde vier werken van Ten Holt werden getoond. De Wilde kocht ook werk van Ten Holt voor de basiscollecties van zowel het Van Abbe Museum (1960) als het Stedelijk Museum Amsterdam (1962).
In datzelfde jaar schrijft de Engelse kunstcriticus John Berger een uitermate lovend artikel in de ‘Observer‘. Ten Holt werd daarna uitgenodigd voor het houden van diverse solo tentoonstellingen in Londen bij gerenommeerde galeries zoals de Marlborough Gallery en het New Art Centre. De verkoop van zijn werk nam daardoor sterk toe en zijn productie groeide dienovereenkomstig. Het gaat hem dan financieel voor de wind. Hij koopt het pand Keizersgracht 614 in Amsterdam, dat de familie Ten Holt tot dan toe huurde.
Van 1963 tot 1966 was Ten Holt docent aan de kunstenaarswerkplaats ‘Ateliers ’63’ in Haarlem. In 1966 werd hij docent aan de Rietveldacademie in Amsterdam. In 1969 werd hij benoemd tot hoogleraar op de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam.
Hij was in 1968 jurylid voor de Koninklijke Subsidie voor Vrije Schilderkunst. Hij was lid van de Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars en de Hollandse Aquarellisten Kring en stond aan de wieg van het Kunstenaars Centrum Bergen
In 1984 gaat Friso met zijn vrouw Vica permanent wonen en werken in Callantsoog. De behoefte om daar in alle rust te kunnen schilderen maakt dat hij de Engelse hectiek definitief achter zich laat. Hij voelt zich erkend en werkt aan een oeuvre waarbij het landschap van Callantsoog in al zijn wisselende facetten centraal staat. Contacten met dorpsgenoten, zoals Ab Roos en Teun Mooij en leerlingen van de Rijksacademie op buitenstudie in Callantsoog, verrijken zijn blikveld.
In zijn verbouwde atelier, de voormalige woning van Ab Roos, schildert en aquarelleert Friso ten Holt tot hij overlijdt in 1997.
Tentoonstellingen, literatuur, internet en kranten